De afgelopen jaren is er veel discussie over het verband tussen het cholesterolgehalte in het bloed en het risico op het krijgen van hart- en vaatziekten. Om de zoveel jaar veranderen de medische richtlijnen wel weer. Waar vroeger gekeken werd naar het totale cholesterolgehalte en later naar de verhouding tussen LDL en HDL, is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor het non-HDL cholesterol.
Een relatieve nieuwkomer in de medische wereld is apolipoproteïne B als marker voor hart- en vaatziekten. Wat is dit voor marker? En is het een goede voorspeller voor het risico op hart- en vaatziekten?
Wat is het belang van screening op hart- en vaatziekten?
Screening op het risico op hart- en vaatziekten (HVZ) speelt een cruciale rol in de preventieve geneeskunde, omdat deze ziekten wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van sterfte en invaliditeit zijn.
Het vroegtijdig in kaart brengen van mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten biedt de mogelijkheid om tijdig in te grijpen. Bijvoorbeeld met aanpassing in leefstijl, medicatie of intensieve monitoring. Traditionele risicofactoren zoals een hoge bloeddruk, cholesterol, roken en diabetes worden vaak meegenomen in deze screenings.
Maar er is groeiende interesse in biomarkers zoals apolipoproteïne B (ApoB) en lipoproteïne(a) om het risico op hart- en vaatziekten nog nauwkeuriger te kunnen voorspellen. In dit artikel zullen we ons vooral focussen op ApoB. In een toekomstig artikel zullen we dieper ingaan op lipoproteïne(a).
Wat zijn lipoproteïnen?
Voordat we meer vertellen over ApoB is het eerst belangrijk om te begrijpen wat lipoproteïnen zijn.
Lipiden (waaronder cholesterol) zijn vetten. Deze zijn niet in water oplosbaar, maar toch moeten deze stoffen in het bloed vervoerd worden. Dit gebeurt door middel van lipoproteïnen. Dit zijn kleine bolletjes met een kern van hydrofobe (waterafstootbare) stoffen. De kern van deze lipoproteïnen bestaat grotendeels uit cholesteryl ester en triglyceriden (vetten).
De kern wordt omgeven door een hydrofiele (wateroplosbare) buitenkant, wat bestaat uit fosfolipiden en eiwitten (proteïnen). (afbeelding 1). Je kan ze vergelijken met zeep waardoor vetten oplossen in water.
Afbeelding 1. De bouw van lipoproteïnen
Lipoproteïnen worden ingedeeld op basis van hun dichtheid. Van lage naar hoge dichtheid zijn dit:
- Chylomicronen
- Very-low-density lipoprotein (VLDL)
- Intermediate-density-lipoprotein (IDL)
- Low-density-lipoprotein (LDL)
- High-density-lipoprotein (HDL)
Met name deze laatste twee lipoproteïnen zijn heel bekend. Daarbij wordt LDL vaak gezien als het “slechte” cholesterol en HDL als het “goede” cholesterol.
In een ander artikel kan je meer lezen over cholesterol en lipoproteïnen.
Wat is apolipoproteïne B?
Apolipoproteïnen zijn structurele eiwitten die zich aan de buitenkant van de lipoproteïnen bevinden. ApoB is één voorbeeld van een apolipoproteïne en zorgt ervoor dat cholesterol en triglyceriden door de bloedbaan kunnen worden vervoerd naar verschillende weefsels.
Er zijn twee vormen van ApoB[1]:
- ApoB-100: Dit type komt vooral voor in LDL, VLDL (very-low-density lipoproteïne), en IDL (intermediate-density lipoproteïne). Het wordt geproduceerd in de lever en speelt een rol bij het transport van cholesterol naar de cellen in het lichaam.
- ApoB-48: Dit type komt voornamelijk voor in chylomicronen, die vetten uit de voeding transporteren van de darmen naar de rest van het lichaam.
Afbeelding 2. Apolipoproteïne B
ApoB en hart- en vaatziekten
Een verhoogd niveau van bepaalde lipoproteïnen wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op het krijgen van aderverkalking. Het bekendste voorbeeld hiervan is het LDL, maar ook VLDL, IDL en chylomicronen kunnen zorgen voor aderverkalking. Deze worden daarom vaak atherogene deeltjes genoemd.
Elk lipoproteïne deeltje dat een verhoging geeft op aderverkalking bevat één enkel ApoB-molecuul. Dit betekent dat ApoB de hoeveelheid “slechte” deeltjes in het bloed nauwkeuriger weergeeft dan alleen het LDL-cholesterol of het non-HDL cholesterol.
Daarom wordt ApoB steeds vaker gebruikt als een biomarker in het beoordelen van het risico op hart- en vaatziekten. Internationaal wordt dit al in veel cardiologische richtlijnen als nieuwe gouden standaard gehanteerd. Het is mogelijk nauwkeuriger dan het meten van alleen het LDL-cholesterol omdat ApoB een betere afspiegeling is van alle lipoproteïnen die kunnen zorgen voor aderverkalking (naast LDL ook VLDL, IDL en chylomicronen).
Is ApoB beter dan LDL-cholesterol?
Onderzoek wijst erop dat ApoB mogelijk een nauwkeurigere voorspeller is voor hart- en vaatziekten in vergelijking met traditioneel LDL-cholesterol. ApoB kan een gedetailleerder beeld geven van het aantal atherogene deeltjes (schadelijke lipoproteïnen) in het bloed. Hier volgen enkele belangrijke bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek:
- Sterker verband met risico op hart- en vaatziekten. ApoB correleert sterker met het HVZ-risico dan LDL, aangezien ApoB elk potentieel schadelijk deeltje vertegenwoordigt, zoals LDL, VLDL en IDL. Studies hebben aangetoond dat hogere ApoB-niveaus beter voorspellen of iemand risico loopt op aderverkalking dan alleen LDL-niveaus, vooral bij patiënten met metabool syndroom of diabetes.[2-5]
- Een goede marker voor het effect van therapie. Een grote systematische review bevestigde dat therapieën die zich specifiek richten op het verlagen van ApoB leiden tot betere uitkomsten bij HVZ-patiënten, vergeleken met therapie waarbij het LDL-cholesterol als belangrijkste marker wordt gebruikt.[6]
- Overeenstemming met internationale richtlijnen. De European Atherosclerosis Society (EAS) en andere richtlijnen hebben aanbevolen om ApoB op te nemen in HVZ-risicobeoordelingen, en raden aan ApoB te gebruiken in plaats van LDL.[7]
- Voordelen bij medicatiegebruik. Bij patiënten die statines gebruiken, bleek dat ApoB een betrouwbare marker was voor het inschatten van rest-risico op hart- en vaatziekten.[8]
Is ApoB beter dan non-HDL cholesterol?
In de nieuwste Nederlandse richtlijnen wordt het zogenaamde non-HDL cholesterol gebruikt voor het inschatten van het risico op hart- en vaatziekten. Het non-HDL cholesterol is simpelweg het totale cholesterol min het HDL-cholesterol. Ook hiermee worden alle atherogene deeltjes meegenomen. Er is nog veel discussie over welke marker beter is. Uit wetenschappelijk onderzoek komt onder andere het volgende naar voren:
- Zowel non-HDL als apoB zijn goede voorspellers voor het risico op hart- en vaatziekten. Het verschil is met name dat ApoB direct het aantal atherogene deeltjes meet, terwijl non-HDL cholesterol de hoeveelheid cholesterol in deze deeltjes weergeeft[4, 9].
- ApoB is betrouwbaarder bij patiënten met hoge triglyceriden, omdat het minder beïnvloed wordt door variatie in triglyceridenniveaus dan non-HDL cholesterol[1, 10].
- ApoB lijkt ook een betere voorspeller bij mensen met diabetes en het metabool syndroom[11].
- Het Non-HDL cholesterol is op dit moment makkelijker en goedkoper om te meten. Deze waarde wordt berekend uit een standaard lipidenprofiel waarvan de kosten meestal tussen de €1 en €3 liggen. Een bepaling ApoB verschilt per lab, maar kost meestal tussen de €5 en €20. Lang niet alle laboratoria bieden deze bepaling aan.
ApoB in de klinische praktijk
Hoewel ApoB potentieel veel te bieden heeft als een betrouwbare marker, wordt het nog niet standaard meegenomen in de screening op hart-en vaatziekten. Het gebruik van ApoB in de klinische praktijk kan echter waardevol zijn, zeker bij patiënten met complexe lipidenprofielen of bij wie traditionele markers mogelijk onvoldoende inzicht bieden.[1]
Conclusie
Apolipoproteine B geeft een nauwkeurig beeld van je risico op hart- en vaatziekten, omdat het niet alleen rekening houdt met LDL, maar ook met VLDL en andere mogelijk atherogene deeltjes. Dit is de reden dat internationaal steeds meer richtlijnen hun ouderwetse cholesterol en LDL-meting hebben aangevuld of vervangen met de ApoB meting.
In de klinische praktijk kan non-HDL cholesterol een nuttige eerste screeningstool zijn, terwijl ApoB extra waarde biedt in specifieke groepen zoals mensen met een hoog triglyceridengehalte.
Bronnen
1. De Oliveira-Gomes, D., et al., Apolipoprotein B: Bridging the Gap Between Evidence and Clinical Practice. Circulation, 2024. 150(1): p. 62-79.
2. Richardson, T.G., et al., Effects of apolipoprotein B on lifespan and risks of major diseases including type 2 diabetes: a mendelian randomisation analysis using outcomes in first-degree relatives. Lancet Healthy Longev, 2021. 2(6): p. e317-e326.
3. Galimberti, F., M. Casula, and E. Olmastroni, Apolipoprotein B compared with low-density lipoprotein cholesterol in the atherosclerotic cardiovascular diseases risk assessment. Pharmacol Res, 2023. 195: p. 106873.
4. Sniderman, A.D., et al., A meta-analysis of low-density lipoprotein cholesterol, non-high-density lipoprotein cholesterol, and apolipoprotein B as markers of cardiovascular risk. Circ Cardiovasc Qual Outcomes, 2011. 4(3): p. 337-45.
5. Benn, M., Apolipoprotein B levels, APOB alleles, and risk of ischemic cardiovascular disease in the general population, a review. Atherosclerosis, 2009. 206(1): p. 17-30.
6. Khan, S.U., et al., Association of lowering apolipoprotein B with cardiovascular outcomes across various lipid-lowering therapies: Systematic review and meta-analysis of trials. Eur J Prev Cardiol, 2020. 27(12): p. 1255-1268.
7. Sniderman, A.D., et al., Apolipoprotein B Particles and Cardiovascular Disease: A Narrative Review.JAMA Cardiol, 2019. 4(12): p. 1287-1295.
8. Boekholdt, S.M., et al., Association of LDL cholesterol, non-HDL cholesterol, and apolipoprotein B levels with risk of cardiovascular events among patients treated with statins: a meta-analysis. JAMA, 2012. 307(12): p. 1302-9.
9. Jiang, R., et al., Non-HDL cholesterol and apolipoprotein B predict cardiovascular disease events among men with type 2 diabetes. Diabetes Care, 2004. 27(8): p. 1991-7.
10. Carr, S.S., et al., Non-HDL-cholesterol and apolipoprotein B compared with LDL-cholesterol in atherosclerotic cardiovascular disease risk assessment. Pathology, 2019. 51(2): p. 148-154.
11. Pencina, M.J., et al., Apolipoprotein B improves risk assessment of future coronary heart disease in the Framingham Heart Study beyond LDL-C and non-HDL-C. Eur J Prev Cardiol, 2015. 22(10): p. 1321-7.